Afgelopen zondag bezocht ik het plaatsje Zöschen in Duitsland. Een klein dorpje vlakbij Leipzig. Een prachtige omgeving met een zwart verleden. Hier stond het kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog 39 Beverwijkers zijn omgekomen. De jongste was 17, de oudste 26. Zij werden opgepakt tijdens de razzia van 16 april 1944.

De treinreis, die uren duurde, voelde ongemakkelijk. Ik realiseerde mij dat de Wijkers van toen dezelfde route hadden afgelegd. En dan onder de meest beroerde omstandigheden.

Aangekomen in Zöschen werd ik hartelijk ontvangen door vertegenwoordigers van het gemeentebestuur en de organisatie van de herdenking. Uit Beverwijk waren er leden van de Stichting Herdenking Deportaties 1944 en Stichting 16 april 1944 aanwezig. In het kleine kerkje werd een dienst gehouden. Eén van de sprekers zei: “Was möglich war, bleibt denkbar”. Een oproep om altijd waakzaam te blijven en de vrijheid niet als vanzelfsprekend te zien. Na de dienst wandelden wij naar het monument. Hier mocht ik enige woorden spreken en werden de namen van de 39 Wijkers genoemd. Daarna werden bloemen en kransen gelegd.

Het was een aangrijpend bezoek. De gesprekken met de organisatoren uit Duitsland waren indringend. De intentie van een nieuwe generatie die met een herdenking als deze vorm probeert te geven aan het verleden, maakte indruk op me.

Ik heb veel waardering voor de organisatoren van de herdenking uit Beverwijk. Natuurlijk is dit voor de nabestaanden van groot belang. Maar ook voor de stad is het belangrijk het verleden niet te vergeten. Het mooie verleden niet, maar ook dit zwarte verleden niet.